oxoweb487943
oxoweb487943

Iran, al-Qa’ida en terrorisme in Afrika

Ronald Sandee

Op 1 oktober 2012 publiceerde de Zuid Afrikaanse Inlichtingen Dienst (State Security Agency: Foreign Branch) een geheim document onder de titel: “Iranian Intelligence Activities in Africa”. Het rapport telt 12 pagina’s en behandelt allerlei Iraanse activiteiten in Afrika.

Het deel over Iraanse steun aan terrorisme wordt hieronder vertaald weergegeven. Het originele document werd gelekt aan al-Jazeera English.

“Naarmate de internationale druk toeneemt op Iran, is het zich steeds meer gaan bemoeien met het exploiteren van de desorganisatie binnen al Qa’ida, na de dood van Osama bin Laden, voor eigen gewin. Met als gevolg dat Iran een alomvattende strategie met betrekking tot de Afrikaanse wereld en Moslimwereld heeft gelanceerd. Het houdt het volgende in:

  • Het creëren van een nieuw internationaal extremistisch netwerk waarbij Iran invloed en controle kan uitoefenen. Om deze doelstelling te realiseren heeft Iran alle agenten in Afrika opdracht gegeven om actief deel te nemen en zoveel mogelijk terroristische bewegingen te organiseren, zodat het toenemende vacuüm dat werd achtergelaten door de verslechtering van al Qa’ida te vullen. Al Qa’ida en de Lashkar-e-Taiba (LET) zijn de primaire doelen van dit initiatief.
  • Afrika werd gekozen als de experimentele focus voor het initiatief van Iran om een gecoördineerde en geïntegreerde internationale gedreven en georiënteerde "terreurbeweging" te creëren. Afrika werd ook beschreven door belangrijke Iraanse functionarissen "als het nieuwe oorlogsgebied voor terrorisme". Senegal, Mali en de Hoorn van Afrika werden geïdentificeerd als belangrijke zones, waar 'terrorisme' snel nieuw leven kan worden ingeblazen en georganiseerd om de Iraanse belangen te bevorderen.
  • Operaties in Afrika zijn het eerste en primaire doel, maar het is de bedoeling om later uit te breiden naar gebieden als de VS, het VK, Duitsland, Frankrijk en Israël.

Omdat een gedetailleerde bespreking van het terrorisme buiten het bestek valt van dit document, is het belangrijk om te concluderen met het benadrukken dat door Iran gesponsorde en gefinancierde terroristische activiteiten zijn toegenomen sinds 2011 toen dit initiatief voor het eerst werd ontdekt. Ook zijn netwerken in Mauritanië, Mali, Algerije, Niger, Nigeria, Tsjaad, Soedan, Oeganda, Kenia, Tanzania en Somalië in toenemende mate actief geworden.  Geavanceerde wapens uit de wapenvoorraden van de voormalige kolonel Khadhafi zijn beland in de handen van terroristische groepen, in het bijzonder in Mali waar het heeft geleid tot een totale verslechtering van de politieke en veiligheid situatie.

Voorts, heeft het al geleid tot een grotere samenwerking tussen belangrijke terroristische organisaties in Azië, het Midden-Oosten en Afrika. Als voorbeeld, al-Qa’ida in samenspraak met organisaties als al-Shabaab, Hisbul al-Islam en anderen hebben besloten om samen te gaan werken om zo hun mondiale terrorisme netwerk te vergroten en te verbeteren.”

In de afgelopen jaren is er binnen de academische wereld en ook in inlichtingenkringen veel gediscussieerd over potentiele banden tussen Iran en al-Qa’ida. Er zijn er die banden tussen Iran en al-Qa’ida bekijken door het prisma van de scheiding tussen soennieten en sjiieten en voor hen is het onmogelijk dat de twee kunnen samenwerken. Er zijn anderen voor wie het vaststaat dat de twee samenwerken omdat zowel Iran als al-Qa’ida een ‘revolutionaire agenda’ nastreven.

Interessant is in ieder geval dat het voor de Zuid-Afrikaanse dienst vaststaat dat er banden zijn tussen al-Qa’ida en Iran. Wie die banden voor Iran onderhoudt met betrekking tot al-Qa’ida wordt niet verteld maar het is duidelijk dat slechts twee Iraanse entiteiten daarvoor in aanmerking komen: de Iraanse Revolutionaire Garde Korps – Quds Force (IRGC-QUDS) of het Ministerie van Inlichtingen (MOIS).

Is het mogelijk om een betere invulling te geven aan hetgeen in document wordt gesteld? Zijn er harde bewijzen over Iraanse samenwerking met al-Qa’ida in de afgelopen jaren? Vaak zijn dit moeilijke vragen om te beantwoorden als gaat om zaken als dit. Per definitie zijn het clandestiene contacten tussen Iraanse entiteiten, operateurs en agenten. Ook kan Iran gebruik maken van tussen personen of organisaties als Hizballah.

Wat ik de afgelopen jaren kunnen vaststellen uit mijn eigen netwerk van contacten, bronnen etc en uit het bijeen puzzelen van informatie uit de internationale media zal ik hier delen. Veel zaken heb ik al eerder beschreven zoals bijvoorbeeld onlangs voor de commissie buitenland van het Britse Lagerhuis maar sommige zaken zijn pas onlangs naar voren gekomen. Een aantal voorbeelden geef ik hieronder gerangschikt per jaar dat ze gebeurden:

2011

Direct na de dood van Osama bin Laden moet de leiding van al-Qa’ida bijeenkomen op korte termijn om de nieuwe emir, Ayman al-Zawahiri, officieel te installeren in zijn functie. Zawahiri komt daarvoor tevoorschijn uit zijn schuilplaats in Rawalpindi en komt naar Parachinar in Kurram Agency in de Tribale Gebieden in Pakistan. Parachinar is om meerdere redenen gekozen voor deze bijeenkomst en waarschijnlijk niet in de laatste plaats omdat dat het dicht bij Tora Bora ligt. Parachinar is een van de weinige plaatsen in Pakistan waar het aantal sjiitische moslims hoger is dan soennieten. Het is ook een plaats waar Iran een behoorlijke vinger in de pap heeft. Een ooggetuige verklaarde tegen een bron dat toen de leiding van al-Qa’ida bijeenkwam in de omgeving van Parachinar er zeker vier ringen van beveiliging rond de plaats van de bijeenkomst waren. De buitenste ring bestond uit Pakistaanse Taliban (TTP), de volgende ring waren al-Qa’ida strijders en mannen van het Haqqani netwerk. Dichter bij de bijeenkomst zouden ook Iraanse ‘Special Forces’ een deel van de bewaking op zich hebben genomen. De directe beveiliging van de bijeenkomst was in handen van de zwart gemaskerde bodyguards eenheid van al-Qa’ida zelf.

Volgens de doorgaans goed ingevoerde columniste Huda al-Husseini van Asharq al-Awsat vond er in mei 2011 een ontmoeting plaats in Teheran tussen de Iraanse minister van Inlichtingen Heydar Moslehi en Atiyah Abd al-Rahman of AtiyahAllah (echte naam: Jamal Ibrahim Ashtawi al-Misrati). Atiyah Abd al-Rahman was na de dood van Bin Laden door geschoven naar de tweede positie binnen al-Qa’ida en was tevens de uitvoerend verantwoordelijk voor de organisatie. Tijdens de bijeenkomst werden een aantal afspraken gemaakt: “Zij kwamen een reeks activiteiten overeen om te Egypte te infiltreren, die uitgevoerd dienen te worden door actieve "Islamitische Jihad" leden van Egyptische oorsprong. Het doel was om islamitische bewegingen te helpen, die dan op hun beurt het regionale politiek van Iran zouden steunen. Ze bespraken de zaken van tientallen prominente "Islamitische Jihad" militanten die Iran had vrijgelaten uit de gevangenis, samen met hun families. Een aantal van hen, van wie de meesten van Egyptische en Libische afkomst waren, werden vrijgelaten voor de start van de revoluties in de Arabische wereld, als onderdeel van een clandestiene overeenkomst tussen Iran en al-Qa’ida. Anderen werden vrijgelaten na het begin van de onlusten, op voorwaarde dat zij zouden meedoen met degenen die in Egypte al actief waren, en het contact met Iran zouden blijven onderhouden.”

Enkele maanden na de dood van Osama bin Laden werden in Iran verblijvende vooraanstaande Egyptische jihadi’s als Hussein Shamit, Muhammad Ibrahim al-Saghir, Mustafa Hamid (aka Abu Walid al-Masri) en Muhammad Shawqi Islambouli vrijgelaten. Hamid en Islambouli vlogen op 31 augustus 2011 via Dubai naar Cairo waar de twee korte tijd werden vastgezet en vervolgens vrijgelaten.

Het aanbod van Iran om jihadi’s leiders te laten terugkeren naar hun land van herkomst te laten terugkeren werd ook gedaan aan de topleiders van al-Qa’ida die in Iran in hechtenis werden gehouden. Tijdens een verhoor van voormalig al-Qa’ida woordvoerder Sulayman Abu Ghaith in op 1 maart 2013 zei deze tegen de FBI dat ander half jaar eerder de Iraanse autoriteiten hem, Sayf al-Adl, Abu Mohammed al-Masri en Abu Khayr al-Masri hadden voorgesteld hen vrij te laten als ze allen terug zouden keren naar hun geboorteland vanuit Iran. De drie Egyptenaren besloten het aanbod niet te aanvaarden en bleven in Iraanse gevangenschap.

2012

Een andere al-Qa’ida leider, het voormalige hoofd van het religieus comité, de Mauritaniër Mahfouz Ould al-Walid, beter bekend als Abu Hafs al-Mauritani, werd in april 2012 uit Iran naar zijn geboorteland Mauritanië gevlogen. Het is duidelijk dat al-Mauritani de Iraanse deal accepteerde. Na enkele maanden in Mauritanië in gevangenschap te hebben doorgebracht werd hij in juli 2012 vrijgelaten. Interessant is dat het verhaal over het vertrek van Abu Hafs dat aan Sulayman Abu Ghaith werd verteld als volgt gaat. Abu Hafs al-Mauritani is in detentie in Teheran en hij weet te vluchten naar de Mauritaanse Ambassade in Teheran. Daar verblijf hij ongeveer zestig dagen en dan wordt hij door de Iraniërs gedeporteerd naar Mauritanië. Als de FBI-agenten doorvragen of dit daadwerkelijk is hoe het gegaan is, zegt Abu Ghaith dat hij dat niet weet omdat hij het verhaal van horen zeggen heeft.

2014

In de zomer van 2014 komt uit een aantal bronnen naar voren dat er informatie is die aan zou geven dat Ayman al-Zawahiri net als Osama bin Laden gekozen heeft om zich schuil te houden in een safe house in een Pakistaanse stad. Zawahiri zit dan al enige tijd ondergedoken in de Pakistaanse garnizoensstad Rawalpindi. Pakistan zou inmiddels op de hoogte zijn van waar Zawahiri zich bevind en vooral de militaire leiding is het land is er erg ongelukkig mee en wil geen tweede actie van Seal Team Six onder de rook van de villa’s van de Pakistaanse generaals. Met alle macht wordt geprobeerd Zawahiri te bewegen Pakistan te verlaten. In eerste instantie wil die niet, maar in september wordt er toch een deal gesloten. Zawahiri wordt onder bescherming van Iran van Pakistan naar Iran vervoerd en vandaaruit verscheept naar een afgelegen strand in Oman, dicht bij de grens met Jemen. Vanaf het strand, dat door de IRGC wordt gecontroleerd en gebruikt voor clandestiene operaties en smokkelacties, gaat het over land naar de grens met Jemen. Daar wordt hij overgedragen aan al-Qa’ida en verdwijnt hij in de provincie Hadramaut.

2015

In maart 2015 vindt er een uitwisseling tussen Iran en al-Qa’ida plaats. Een in Jemen ontvoerde Iraanse diplomaat wordt geruild voor vijf topleiders van al-Qa’ida die gevangenzitten in Iran. De reeds eerdergenoemde Sayf al-Adl, Abu Khair al-Masri en Abu Mohammed al-Masri behoren tot de belangrijkste leiders van al-Qa’ida die nog in leven zijn. Al-Adl had jarenlang de leiding over de veiligheidssectie van al-Qa’ida en leidde ook de bodyguards van Bin Laden. Na de dood van Mohammed Atef in 2001 werd hij benoemd tot het hoofd van militair comité van de organisatie en werd daarmee tegelijkertijd de operationele chef van alle activiteiten van de organisatie. Naast zijn operationele ervaring was hij ook een van al-Qa’ida’s belangrijkste explosieven experts. Abu Mohammed al-Masri was de uitvoerend commandant van de aanslagen in 1998 op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania. Hij is net als al-Adl een van de belangrijkste explosieven experts van al-Qa’ida. Abu Khair al-Masri was jarenlang de persoonlijke secretaris en plaatsvervanger van Ayman al-Zawahiri. Vervolgens runde hij het al-Qa’ida netwerk in Iran totdat hij werd gearresteerd. De vierde man die werd vrijgelaten is Khalid al-Aruri de zwager van Abu Musab al-Zarqawi en algemeen gezien als diens natuurlijke opvolger. Tenslotte wordt Sari Sihab vrijgelaten. Vier van de vijf zijn in het verleden in verband gebracht met CBRN gerelateerde complotten.

Dit zijn een aantal voorbeelden waarbij Iran direct intervenieerde ten gunste van al-Qa’ida. Sinds de vrijlating van de vijf door Iran is al-Qa’ida sterker geworden dan het was in jaren. Misschien kan er zelfs gezegd worden dat al-Qa’ida sterker is dan ooit.

In tegenstelling tot denktank experts, in met name de VS, en anderen in de media suggereren dat de vijf allemaal door Zawahiri naar Syrië zouden zijn gestuurd om daar al-Qa’ida zijn verschillende vormen te ondersteunen is het zeker dat de Jordaniër Khalid al-Aruri naar Syrië is gestuurd door Zawahiri met een specifieke opdracht. Het is ook mogelijk dat Sayf al-Adl een bezoek heeft gebracht aan Syrië, al heb ik daar mijn twijfels over. Na de vrijlating van al-Adl en zijn aankomst in Jemen had hij al snel besloten dat er teveel drones in Jemen waren en vertrok hij per boot naar Somalië. Daar ontscheepte hij en heeft hij vermoedelijk enige tijd trainingen geven. Rond dezelfde tijd dat al-Adl in Afrika aankwam werd zijn oudste zoon die in Syrië vocht geïnformeerd dat hij naar Libië moest vertrekken. Via Turkije reisde hij in september 2015 naar Libië om herenigd te worden met zijn vader.

Sinds de aankomst van al-Adl zijn er een aantal veranderingen waarneembaar met name met betrekking tot al-Shabaab in Somalie en al-Qa’ida in de Islamitische Maghreb (AQIM).

Al-Shabaab veranderde binnen enkele maanden tot een meer gedisciplineerde organisatie. Waren aanvallen eerst meer onbesuisd in 2015 veranderde dat en werden zelfs legerkampen en posten van de vredesmacht van de Afrikaanse Unie aangevallen en soms onder de voet gelopen. Al-Shabaab was in staat om reguliere legereenheden een harde slag toe te brengen.

In een directe reactie op de toegenomen dreiging van al-Shabaab heeft het Amerikaanse leger het aantal drone aanvallen opgevoerd in Somalie en zijn ook operaties van de Special Forces sterk toegenomen. Tijdens een bombardement op een kamp in Somalie waar rekruten die net hun opleiding hadden afgerond hun eind exercitie doen bleek dat al-Shabaab een steeds grotere dreiging werd. In maart 2016 werden ongeveer 150 al-Shabaab strijders gedood, dat was slechts een trainingskamp.

In december 2015 kwam het onverwachte nieuws dat AQIM en de organisaties van voormalig AQIM-voorman Mokhtar Belmokhtar de vendetta hadden bijgelegd en besloten weer samen te gaan onder vlag van AQIM. De eigengereide Belmokhtar zou dit nooit hebben gedaan als hij niet was overtuigd door het hoogste niveau binnen al-Qa’ida om dit te doen. Dat is een duidelijke aanwijzing dat iemand van de statuur van Sayf al-Adl in persoon bij Belmokhtar is langs geweest en hem een brief van Zawahiri heeft overhandigd met het verzoek de geschillen bij te leggen.

Vanaf dat moment wordt ook duidelijk dat AQIM duidelijk aan slagkracht en reikwijdte heeft toegenomen door de aanslagen in Burkina Faso en Ivoorkust.

De Iraanse inmenging ten gunste van al-Qa’ida is aan velen voorbijgegaan terwijl iedereen de ogen heeft gericht op Syrië en Irak. Al-Qa’ida heeft daarvan kunnen profiteren. Ook Iran profiteert hiervan in meerdere opzichten. Naast de escalatie van het conflict in Jemen heeft Iran er ook alle baat bij om de Saoedische invloed in Afrika terug te dringen ten faveure van de eigen belangen. De voorhoede in Iran die nog steeds gelooft in het verspreiden van de Revolutie is dezelfde die volop betrokken is bij staats gesponsord terrorisme.

Zuid-Afrikaanse inlichtingenrapport